Regenboogvissen in de diepte
Heb je wel eens een regenboogvis in de Noordzee zien zwemmen? Met van die prachtige felle kleuren. Nee zeker. Wel van die grijsblauwe vissen? Ook mooi, maar waarom eigenlijk geen rode of oranje vis? In de Noordzee leven zo’n 220 soorten vissen, dat lijkt heel wat, maar als je wel eens plaatjes van koraalriffen bekijkt, valt de grote diversiteit aan kleur en soorten je meteen op. Het verschil tussen het uiterlijk van de vissen valt te verklaren door de breking en golflengte van licht. Verderop laten we zien hoe je met de klas verschillende kleuren vissen kunt knutselen en ze kunt plaatsen op een logische plek in de zee. Maar eerst nog wat meer uitleg over de waarom vraag: hoe zit dat nou met die breking en absorptie van het licht?
Golflengtes en kleur
Het wateroppervlak werkt eigenlijk als een soort prisma en deelt het witte daglicht (zonlicht) op in alle kleuren van de regenboog. Daarnaast worden kleuren met een lange golflengte sneller geabsorbeerd dan korte golflengtes. Een kleur die niet geabsorbeerd wordt, is niet langer waarneembaar. Daarom zie je naarmate je dieper gaat steeds minder lange golflengtes (rood, oranje, geel) en steeds meer alleen de korte golflengtes (groen, blauw, paars). Uiteindelijk is al het licht geabsorbeerd en is er na 1000 meter geen licht meer over, dus is het pikkedonker! Dit geldt vooral voor helder water waar veel zon op valt, dus bijvoorbeeld bij de evenaar. In Nederland is het vaak bewolkt en het water troebel, ook is de gemiddelde diepte van de Noordzee maar zo’n 95 meter. Het zicht is dus algauw wat minder: het weinige licht dat door het water valt wordt sneller geabsorbeerd, dus ook alle golflengtes (kleuren) verdwijnen sneller.
Zonder licht geen kleur
Kleuren van vissen helpen je dit natuurkundige verschijnsel indirect waar te nemen. In ondiep helder water, zoals bij koraalriffen, hebben vissen de meest uitbundige kleuren felle kleuren: dat kunnen de vissen en jijzelf onderwater zien. Wanneer je vervolgens wat dieper duikt, of naar meer troebel water gaat, zal je zien dat je zeker geen rode en oranje vissen meer tegenkomt. Ze kunnen er in theorie wel rondzwemmen, maar alleen met een zaklamp zou je ze herkennen als rood of oranje. Zonder extra licht kun je hun kleuren niet waarnemen omdat de rode en oranje golflengtes niet door het water heen dringen. Dus voor ons, en ook voor andere vissen, zien ze er donkergrijs/paars uit. Het heeft voor vissen dieper in de zee of in troebel water dus geen zin om bontgekleurde schubben te hebben, want niemand kan het zien! In een ander proefje met drie kleuren lampen kun je dit fenomeen ook zichtbaar maken.
Hoe dieper, hoe vreemder
Vissen die beneden de 30 meter of dieper leven hebben dus altijd dezelfde groen/blauw/grijze kleuren. En als je echt écht diep duikt, kun je vissen vinden die helemaal zwart zijn of zelfs transparant. Ook hebben ze vaak geen ogen, omdat er toch geen licht is om mee te zien. Sommige coole diepzeevissen kunnen zelf licht maken in de donkere oceaan, bijvoorbeeld om prooien te lokken of om soortgenoten te vinden. In dit korte filmpje zijn dieren te zien die zelfs op 11 kilometer diepte kunnen leven!
Vissen knutselen
Benodigdheden
-Kleurpotloden/stiften
-Alle kleuren papier
-Whiteboard+magneten OF Groot vel papier (2x A1) en plakband/lijm
-Schaar
-Liniaal
Nu gaan de leerlingen vissen uitknippen in alle kleuren (ook zwart) en een paar doorzichtige uit plastic. Ze kunnen ze ook ogen en een mond geven (vinnen/schubben/kieuwen kunnen er ook bij) en bijvoorbeeld een paar grijze/kleurloze vissen zonder ogen. Denk ook aan eventueel een vis met een eigen lampje! Vervolgens kunnen ze op een groot papier met plakband of op het whiteboard met magneten de vissen een plekje in de zee geven. Trek vanaf het wateroppervlak met een liniaal een pijl tot de bodem van de zee en zet hierlangs van boven naar beneden 0, 10, 20, 30 ,40 ,50, 100 en 1000 meter neer. Arceer of kleur dan ongeveer zeven vlakken in (rood, oranje, geel, groen, blauw, paars, grijs) zoals op het plaatje hieronder, om te laten zien hoe ver elke kleur/golflengte doordringt. Dan kunnen de leerlingen hun visjes op de juist plek plakken. Waar kan ‘t visje zwemmen zodat anderen zijn kleuren nog kunnen zien? Tussen 0 en 10 meter zwemmen dus alle kleuren vissen, maar tussen 20 en 30 meter komen bijvoorbeeld alleen nog maar groene, blauwe en paarse vissen voor.