Blikjestelefoon
Bellen met iemand aan de andere kant van de wereld gaat tegenwoordig makkelijk. Maar hoe kan dat eigenlijk? Met de ontwerpstappen: vraag, hypothese, experiment en conclusie begint de klas een klein onderzoek. Laat de al gemaakte blikjestelefoon zien en vertel dat hiermee over een afstand gecommuniceerd kan worden. Bedenk met de klas verschillende onderzoeksvragen. Denk hierbij aan de lengte van het touw, aan hoe hard je moet praten en hoe strak het touw gespannen moet zijn. Verdeel de leerlingen in groepen en laat ze een hypothese bedenken.
Daarna is het tijd voor het testen van de hypotheses. Laat steeds twee leerlingen van een groep tegenover elkaar staan en de verschillende mogelijkheden uitproberen. Het resultaat van het onderzoek wordt daarna aan de rest van de klas gepresenteerd.
Afsluitend geef je een samenvatting van de gevonden resultaten. Schreeuwen is niet nodig om over een afstand te communiceren. Dit komt doordat je stem de lucht laat trillen en deze trillingen via het blikje en het touw bij het andere blikje aankomen. Om het geluid naar het andere blikje te brengen moet het touw gespannen zijn.
Om met iemand te communiceren die ver weg is zijn dus hulpmiddelen nodig. Maar een blikjestelefoon werkt niet om met iemand te bellen aan de andere kant van de wereld.
Dit gebeurt via radiogolven (een soort elektrisch signaal) die door de lucht naar de dichtstbijzijnde zendmast gaan. Vanuit de zendmast gaat het signaal de grond in en wordt het naar de zendmast gestuurd die het dichtst bij de persoon is wie je wilt bellen. Zo kan je toch bellen met iemand aan de andere kant van de wereld.
Materialen:
- Blikjes
- Hamer
- Spijker
- Touw
Groep 1-4 | 1 uur
Doel: leerlingen kunnen de onderzoeksstappen volgen en doormiddel van een experiment de juiste conclusie trekken. Leerlingen weten dat voor communicatie over een grote afstand hulpmiddelen nodig zijn.